Parels in de ‘edelstenenbuurt’

H.M. van den Brink, Over het water (1998)

De roman Over het water van H.M. van den Brink speelt zich af in het Amsterdam van eind jaren dertig. In het laatste oorlogsjaar van WOII denkt de hoofdpersoon, liggend op de steiger van een botenhuis aan de Amstel, in een verduisterde stad, terug aan een vriendschap vijf jaar eerder. Via de katalysator van die vriendschap, de wijde rivier (de Amstel), vertelt de verteller over zijn jeugd in de ‘edelstenenbuurt’. In de beschrijving van deze buurt kan de lezer vrij gemakkelijk de Amsterdamse Diamantbuurt herkennen, een buurt in Amsterdam-Zuid, niet in het sjieke Zuid van de Apollolaan en de Beethovenstraat, maar het zuidelijkste gedeelte van het (destijds nog arme en armoedige) stadsdeel De Pijp.

Op die manier teruggevoerd naar zijn jonge jaren vertelt de hoofdpersoon het volgende:

‘Mijn eerste herinnering aan de rivier bestaat vooral uit licht en ruimte. Ik zie mijzelf door de straten lopen van onze buurt, door de Topaasstraat, langs het plein met het badhuis en dan de brede Smaragdstraat in die niet overging in een andere straat maar uitmondde in de brede weg langs de rivier en dus in een zee van zonlicht waarin de bomen ruisten en vlaggen wapperden en een grote mensenmenigte op de been was waarvan het rumoer de ruimte niet vulde maar uitwaaierde naar alle kanten, het water over en de hemel tegemoet.’ (Van den Brink, H.M. (2003), Over het water (p. 11). Amsterdam: J.M. Meulenhoff)

Licht en ruimte (ondanks het sombere weer in november 2015) op ‘De rivier’: de Amstel. Eigen foto.
‘de brede Smaragdstraat in die niet overging in een andere straat maar uitmondde in de brede weg langs de rivier.’ Hier de Smaragdstraat in 2015. Eigen foto.
De Topaasstraat in 2015. Eigen foto.

In het artikel ‘Parels in de Edelstenenbuurt’ neem ik de lezer binnenkort verder mee op een wandeling door deze buurt aan de hand van de prachtige beschrijvingen van H.M. van den Brink.

Geef een reactie