De eerste woontoren avant la lettre: dat is het ’12-verdiepingengebouw’ aan het Victorieplein in Amsterdam-Zuid. Het staat sinds 1932 op een meesterlijk bedachte plek, in de oksel van twee boomrijke lanen waarin de Vrijheidslaan zich Y-vormig splitst, precies in de top van het driehoekige plein dat door de wijkende huizenrijen wordt gevormd: het Merwedeplein. Het gebouw trekt bij binnenkomst in de stad vanuit oostelijke richting onmiddellijk de aandacht. Wie over de Berlagebrug rijdt of loopt ziet het recht voor zich oprijzen aan het eind van de brede Vrijheidslaan. Met het oog op de hoogbouwplannen die Amsterdam aan het uitwerken is in een ander deel van de stad en die moeten leiden tot de ‘Sluisbuurt’ op het Zeeburgereiland, is de bijnaam die het gebouw kreeg, de ‘wolkenkrabber’, bijna aandoenlijk. Toch is het vergeleken met de vier tot vijf verdiepingen hoge huizenblokken die er ‘als in een lus omheen gelegd’ (W.F. Hermans) lijken te zijn inderdaad een opvallend hoog bouwwerk. In de literatuur is het gebouw door verschillende schrijvers beschreven. Het heeft daarmee voor wie die teksten kent een extra dimensie verkregen, die deze plek in de stad nog meer gevoelsdiepte geeft. Lees er meer over in de bijdrage ‘De Wolkenkrabber’ elders op de website.
Maand: februari 2021
Parels in de ‘edelstenenbuurt’
H.M. van den Brink, Over het water (1998)
De roman Over het water van H.M. van den Brink speelt zich af in het Amsterdam van eind jaren dertig. In het laatste oorlogsjaar van WOII denkt de hoofdpersoon, liggend op de steiger van een botenhuis aan de Amstel, in een verduisterde stad, terug aan een vriendschap vijf jaar eerder. Via de katalysator van die vriendschap, de wijde rivier (de Amstel), vertelt de verteller over zijn jeugd in de ‘edelstenenbuurt’. In de beschrijving van deze buurt kan de lezer vrij gemakkelijk de Amsterdamse Diamantbuurt herkennen, een buurt in Amsterdam-Zuid, niet in het sjieke Zuid van de Apollolaan en de Beethovenstraat, maar het zuidelijkste gedeelte van het (destijds nog arme en armoedige) stadsdeel De Pijp.
Op die manier teruggevoerd naar zijn jonge jaren vertelt de hoofdpersoon het volgende:
‘Mijn eerste herinnering aan de rivier bestaat vooral uit licht en ruimte. Ik zie mijzelf door de straten lopen van onze buurt, door de Topaasstraat, langs het plein met het badhuis en dan de brede Smaragdstraat in die niet overging in een andere straat maar uitmondde in de brede weg langs de rivier en dus in een zee van zonlicht waarin de bomen ruisten en vlaggen wapperden en een grote mensenmenigte op de been was waarvan het rumoer de ruimte niet vulde maar uitwaaierde naar alle kanten, het water over en de hemel tegemoet.’ (Van den Brink, H.M. (2003), Over het water (p. 11). Amsterdam: J.M. Meulenhoff)
In het artikel ‘Parels in de Edelstenenbuurt’ neem ik de lezer binnenkort verder mee op een wandeling door deze buurt aan de hand van de prachtige beschrijvingen van H.M. van den Brink.